Cradle to cradle: Hype of blijvertje.
Op 9 januari 2008 gepubliceerd op www.leefbaaralmere.nl
Ergens vorig jaar werd ik bevangen door het Cradle-to-Cradle (C2C) –
virus. Veel over gelezen en ook critici gezocht, en dat laatste is
binnen Leefbaar Almere geen probleem…
Wat is er nieuw
aan ten opzichte van het vroegere aan het milieubewust doen, het Groene
Drammen, het Ecologisch Verantwoord bezig zijn of het Duurzame Denken?
Niet zoveel, behalve dat er meer in samenhang wordt gedacht over
werken, wonen, produceren en consumeren en met de restjes opnieuw
produceren. De ultieme kringloop. Dat kan op kleine schaal met meubels,
voeding, etc, maar ook op hele grote achaal zoals bijvoorbeeld een
stad. Zoals bijvoorbeeld Almere.
Er bestaat denk ik niet iets als een allesomvattend plan. We zijn als
stad niet ineens 100% C2C of CO2-neutraal. En waarschijnlijk worden we
dat ook niet. Het is daarmee eerder een inspiratiebron als een doel op
zich. Wel een erg tot de verbeelding sprekende inspiratiebron. Het zijn
allerlei puzzelstukjes die je uitlegt en met elkaar probeert te
verbinden. Omdat de stad steeds verandert ben je nooit klaar en we
moeten ook gewoon maar beginnen.
En eigenlijk zijn we er al mee bezig, zonder dat we er ons bewust van
zijn. Goed voorbeeld is hoe Leefbaar denkt over agrarisch onderhoud van
onze parken en openbare ruimte. De stadboer en de herder de stad in.
Niet alleen om te kunnen boeren, maar ook voor onderhoud, educatie en
recreatie. Zie dit artikel.
Het idee komt van Nico van Duijn, en die is geen aanhanger van welke
religie ook, dus ook niet van C2C. Sterker nog: hij krijgt er nare jeuk
van. Bij hem komen ideeën voort uit logisch nadenken en de
oplossingsgerichtheid die hem zo kenmerkt.
Cradle
to Cradle voor een stad begint voor mij bij het verdelen van de ruimte.
Wat plaats je waar en waarom. En kunnen we op diezelfde plek nog iets
extra doen of combineren met iets in de buurt dat er al is. Hoe voorkom
je onnodig verkeer en bewegingen in en door je stad. Met de
verdubbeling van de stad is dit geen overbodige luxe.
Nu denken we vaak nog per probleem of per oplossing. We hebben
bijvoorbeeld ruimte nodig voor ondernemingen en we willen wat met
Groen en Duurzaam doen. Een voorbeeld van een duurzaam idee is, maar
waar meer in zat: bij Noorderplassen West komt langs de busbaan een
“eiland” van 15000 m2 met zonnecollectoren van Nuon. Zie dit bericht.
Hoe komt zoiets tot stand? In vogelvlucht: we (gemeente, provincie,
iemand…) willen iets groens doen, we geven als stad een stukje grond
weg (sorry: stellen we ter beschikking), de provincie doet enthousiast
een paar miljoen subsidie bij(Groen en uniek, wat wil je nog meer…) en
aan het eind van de rit heb je een behoorlijk lapje grond dat er voor
zorgt dat iets van 2700 huizen voor 10% in hun warmtebehoefte wordt
voorzien.
Op zich een aantrekkelijke toestand en op dit moment wellicht het best
haalbare. Hoewel, drie voetbalvelden opofferen om 270 huizen te
verwarmen… nou vooruit.
Wat we ook hadden kunnen doen is bijvoorbeeld dit:
En als we dan nog iets aan symboolpolitiek willen doen (zo ervaar ik dit eiland nu toch een beetje) kunnen we stadsbussen die op elektriciteit rijden gaan gebruiken, desnoods maar één. Mooie slogan op de zijkant “Almere op weg naar CO2 neutrale stad” of “De mijne doet het zonder uitstoot”. Of iets anders voor de hand liggends waar Almere Citymarketing twee jaar over mag nadenken…
Ik hoop dat we het kunnen opbrengen om Cradle-to-Cradle rustig op gang te helpen. Waar ik bij modegrillen (en waarom zou dit er niet eentje zijn) benauwd van wordt is dat er ineens van alles onder het mom van Groen en Duurzaam (echt he-le-maal Cradle-to-Cradle, dus toppie!) wordt georganiseerd en vooral gesubsidieerd. Denk hierbij ook even aan Kennisstad tijdens de hype van ICT.
Nog erger lis een situatie waarbij we ideeën bij geld moeten gaan zoeken omdat we zo graag het beste kindje van de klas willen zijn. Door het omarmen van Cradle-to-Cradle door vrijwel iedereen zullen er tientallen, wellicht honderden ideeën op ons afkomen. In ons enthousiasme moeten we echter niet vergeten ze vooral ook op financiële duurzaamheid te beoordelen.